‘Kom op, gast. Hoe moeilijk is het nou om één extra bordje te dekken? De hele tafel staat vol met brood, kaasjes en weet ik veel wat. Er kan toch wel één iemand meer aanschuiven?’ Siem vindt het niet echt een gepaste vraag voor iemand die net uit een krop sla is gekropen. Hij bekijkt het mannetje eens goed. Zijn groene vilten pakje en dat rare rode puntmutsje lijken erop te wijzen dat hij met een kabouter van doen heeft.
Het ventje stampt met zijn puntige schoentjes op de grond. ‘Nou, wat zeg je ervan? Je hebt toch wel een plekkie voor mij?’. Boos kijkend springt hij op en neer op het rode aanrechtblad. Siem zakt door zijn knieën. ‘Even rustig, ok?’ Hij zet de radio iets harder. De kippenlevertjes sissen in de pan. Met een houten spaan schraapt hij over de bodem. ‘Zal ik nu de wijn erbij doen of straks de boel afblussen?’, mompelt hij.
‘Hoe kan ik dat nou weten, gast?’, schreeuwt het kereltje. Van schrik stoot Siem bijna de pan van het vuur. ‘Doe nou eens rustig, ok?’ Zijn handen trillen. Uit de kamer klinkt de stem van zijn moeder: ‘Gaat alles goed Siemepiem?’. Een dikke druppel zweet glijdt langs zijn rug. ‘Ja zekorrrr, helemaal perfect!’
Het mannetje stampt weer op het aanrechtblad. ‘Nou, ga je nog een bordje pakken of hoe zit dat?’ Met twee handen slaat Siem nu op het aanrecht. Het is genoeg. Hij zet de radio nog iets harder. Last Christmas, voor de zevende keer vandaag. Met zijn rechterhand pakt hij het mannetje en met zijn linkerhand trekt hij het mutsje af. ‘Gast, gast, wat doe je?’. Geconcentreerd kleedt hij het wezentje uit. Het verzet zich met al zijn kracht, maar kan niets tegen de grote mannenhanden. ‘NEE, NEE’, gilt het.
Siem werpt hem tussen de kippenlevers. Hij gooit de halve fles wijn erachteraan en zet de deksel op de pan. Er klinkt alleen nog geborrel. Zijn blik valt op het vilten pakje. Op zijn voorhoofd parelt steeds meer zweet. Uit de afvalbak pakt hij een volle koffiefilter. Zorgvuldig verstopt hij de kleertjes onder de oude koffie en gooit de filter opnieuw in de prullenbak. Terwijl hij zijn handen wast, steekt zijn moeder haar hoofd om de hoek. ‘Oehlala, dat ruikt heerlijk!’.
Zijn trillende natte handen veegt hij af aan zijn broek. ‘Oh ja, eh kippenlevermousse wordt het. Lekker lekker!’ Hij likt met zijn tong over zijn lippen. Ze klapt in haar handen. ‘Oh, wat ben je toch knap, ik kan niet wachten! Ik schenk nog snel een wijntje in.’ Terwijl ze wegloopt giet Siem de kippenlevertjes in de keukenmachine. Voor hij de knop aanzet, slaat hij voor de zekerheid een kruisje. Je weet maar nooit.